Klein, stekelig en kieskeurig: de Oorlepelzwam
Hij is klein, donker en je zou er zó overheen kijken. Maar wie goed oplet bij dennenkegels op de bosgrond, kan iets heel bijzonders ontdekken: een paddenstoeltje dat eruitziet als een miniatuuroor op een steeltje. Dit is de oorlepelzwam (Auriscalpium vulgare) – een zwam met karakter én… stekels!
Wat is de Oorlepelzwam?
In tegenstelling tot veel andere paddenstoelen heeft de oorlepelzwam geen plaatjes of buisjes onder z’n hoed, maar stekels – korte, naar beneden gerichte puntjes waar de sporen op gevormd worden. Die hoed is vaak donkerbruin, viltig en schelpvormig, een beetje opgekruld als een lepel of een oorschelp. De steel is meestal excentrisch aangehecht: niet in het midden, maar aan de zijkant.
Hoewel hij niet eetbaar is (te taai, te klein, niet aantrekkelijk), is de oorlepelzwam wél geliefd onder natuurliefhebbers en fotografen. Zijn bizarre vorm en bijzondere biotoop maken hem tot een soort bosjuweeltje voor de oplettende wandelaar.
Waar kan je de Oorlepelzwam vinden?
Wat deze zwam écht bijzonder maakt, is z’n leefplek. Hij groeit bijna uitsluitend op oude dennenkegels, meestal van de grove den (Pinus sylvestris), en dan pas als die al deels vergaan zijn. Je vindt hem vooral in naaldbossen op zandgronden, zoals op de Veluwe, in delen van Drenthe, de Utrechtse Heuvelrug en Brabantse bosgebieden. Hij verschijnt in de late zomer tot ver in de herfst, en soms zelfs in zachte winters. Doordat de kegels vaak half begraven liggen, zit hij vaak verstopt tussen mos en dennennaalden – goed speuren dus!
Hij verschijnt meestal van augustus tot november, maar soms ook in zachte winters.
Groeit vrijwel uitsluitend op oude dennenkegels (vooral van de grove den)
Vaak pas als de kegel al deels begraven of vergaan is
Daardoor zie je hem vaak laag bij de grond, verstopt tussen naalden en mos
5 Feitjes over de Oorlepelzwam.
Het is een stekelzwam – dat betekent dat hij sporen verspreidt via stekels aan de onderzijde van de hoed, in plaats van via plaatjes of buisjes. Best zeldzaam in paddenstoelenland!
Niet eetbaar, maar wel fascinerend – hij is taai, klein en smaakloos, maar een feest voor het oog (en de macrolens).
Kieskeurig met z’n habitat – hij groeit écht alleen op dennenkegels, meestal van de grove den. Andere boomsoorten? Nope.
Mini maar stoer – de hoed is meestal maar 1 tot 3 cm breed.
Perfect camouflagetalent – doordat hij qua kleur lijkt op de verwerende dennenkegel, gaat hij vaak helemaal op in zijn omgeving. Een echte ninja van het bos.